Spelverloop
Spelers (ook wel schakers) mogen om de beurt een zet doen naar keuze. Hierbij geldt dat een speler geen beurt over kan slaan. Een speler kan zijn stuk enkel en alleen verzetten mits dat is conform de zetten die dat betreffende stuk mag uitvoeren.
- De koning kan slechts 1 stap per keer zetten op een afstand van 1 vierkant.
- De koningin kan zowel verticaal, horizontaal en diagonaal bewegen en kan zo veel vierkanten afleggen als ze wil, mits er geen opponent voor staat.
- Een toren kan zoveel vierkanten bestrijken zolang het maar verticaal is of horizontaal, mits er geen opponent voor staat.
- Een loper mag enkel en alleen diagonaal bewegen op zoveel mogelijk vierkanten per keer, mits er geen opponent voor staat.
- Een paart kan enkel en alleen een geknikte beweging maken van 2 velden horizontaal en 1 veld opzij. Tijdens deze beweging heeft deze de mogelijkheid om over het stuk heen te gaan.
- De pion kan enkel en alleen naar voren worden gezet over een afstand van 1 vierkantje, mits er geen opponent voor staat.
Ieder stuk kan een ander stuk slaan/verwijderen. Een stuk kan alleen geslagen worden wanneer deze op de plaats van waarop een ander stuk terecht kan komen. Een uitzondering van deze regel is de pion. Deze mag namelijk alleen schuin slaan op de afstand van 1 speelvakje.
Wanneer is er een winnaar?
Je wint wanneer deze de koning van de opponent weet te slaan met een stuk. Dit kan met ieder schaakstuk dat de persoon tot zijn beschikking heeft.