De FIDE heeft 15 actieve schakers de titel van 'grootmeester' toebedeeld puur vanwege hun prestaties. Deze 15 personen hebben deze titel binnen behaald na 1950. Dit zijn de volgende 15 personen: Michail Botvinnik, Isaak Boleslavski, Igor Bondarevsky, David Bronstein, Max Euwe, Reuben Fine, Salo Flohr, Paul Keres, Aleksandr Kotov, Andor Lilienthal, Miguel Najdorf, Samuel Reshevsky, Vasili Smyslov, Gideon Ståhlberg en László Szabó. Daarnaast heeft de FIDE ook nog de titel toebedeeld aantal een aantal spelers op grond van de prestaties die zij in het verleden hebben geleverd. Dit waren de volgende personen: Ossip Bernstein, Oldrich Duras, Ernst Grünfeld, Boris Kostić, Grigori Löwenfisch, Géza Maróczy, Jacques Mieses, Vjatsjeslav Ragozin, Akiba Rubinstein, Friedrich Sämisch, Sawielly Tartakower en Milan Vidmar. De FIDE heeft aan deze titel een aantal strenge regels verbonden. Tot op heden zijn er honderden grootmeesters.
Men ontvangt de titel van grootmeester wanneer deze een schaker twee of meerdere grootmeesterresultaten heeft behaald in toernooien die bestaan uit minimaal 27 rondes. Dit betekent in de praktijk dat er drie grootmeesterresultaten nodig zijn. Dit houdt in date men aan een aantal voorwaarden moet voldoen. Een van deze voorwaarden is een toernooi prestatierating van 2600.5 en voor vrouwen 2400.5. Een toernooi prestatierating is simpelweg de spelerssterke die een schaker na het toernooi heeft bereikt door het toernooi te winnen of door hoog te eindigen.